Bron: Trouw
Nederland kreeg de afgelopen jaren tot drie keer toe het dringende advies met een aanpak te komen waarmee pandemieën internationaal kunnen worden bestreden. Maar actie bleef uit.
De Nederlandse regering heeft sinds de ebola-uitbraak in West-Afrika in 2014 in drie opeenvolgende adviezen de raad gekregen kennis en kunde over pandemieën te bundelen en internationale samenwerking te zoeken. Maar actie bleef uit, blijkt uit een reconstructie van Trouw.
Het gevolg van het uitblijven van zo’n samenwerking is dat landen overvallen werden door het nieuwe corona-virus en er geen gemeenschappelijk beleid is. De meeste afzonderlijke landen kampen met tekorten aan materiaal, terwijl ieder voor zich op een eigen manier uit de crisis probeert te komen. Op tientallen plekken wordt inmiddels onderzoek naar een vaccin gedaan.
Nauwelijks samenwerking
De laatste waarschuwing klonk in 2018 toen gezondheidsadviseur Ger Steenbergen in opdracht van het ministerie van volksgezondheid een advies schreef over de manier waarop Nederland zich het beste kan wapenen tegen volgende pandemieën. Hoewel in ons land grote kennis en ervaring aanwezig is over de signalering en bestrijding van epidemieën, concludeerde hij, wordt daar vanwege de totale versnippering nauwelijks gebruik van gemaakt. Steenbergen pleitte voor een nieuwe ‘global health strategy’ waarin nadrukkelijk wordt samengewerkt met andere landen. Die andere landen zitten inmiddels wel op dat spoor, Nederland niet.
Precies hetzelfde advies staat in een evaluatie van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) uit 2016. Nederland zou ‘medeschuldig’ zijn aan de huidige problemen bij de World Health Organization (die steeds te laks reageert) omdat er ‘te weinig oog is voor de versterking van de gezondheidssystemen in brede zin’.
Instituut Clingendael oordeelde in datzelfde jaar dat een ‘meer coherente Nederlandse reactie’ nodig is als het gaat om mondiale uitdagingen op het gebied van de gezondheidszorg. Net als de IOB stelt ook Clingendeal een integrale aanpak voor.
Beleid houdt op bij de grens
Op de achtergrond speelt een verschil in visie tussen twee ministeries, zegt gezondheidsadviseur Ger Steenbergen in Trouw. “Het Nederlandse beleid wordt vooral bepaald door de onenigheid tussen het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport (VWS) en het ministerie van buitenlandse zaken”, zegt hij. “VWS vindt dat zij gaat over de Nederlandse gezondheidssituatie en dat de internationale gezondheidssituatie onder Buitenlandse Zaken valt. Maar dat departement ziet gezondheid niet als internationaal thema. Ik hoopte die patstelling met mijn rapport te doorbreken, door te pleiten voor een brede coalitie.” Maar dat is niet gelukt, constateert hij twee jaar later.
Volgens Steenbergen moet Nederland niet alleen de samenwerking zoeken vanuit solidariteit met de rest van de wereld, zegt hij, al is dat een nobel motief. Maar ook om daar als Nederland beter van te worden. In de huidige crisis hebben alle landen een eigen beleid dat bij de grens ophoudt, met vaak een tekort aan hulpmiddelen en apparatuur. Het ene land test veel, het andere niet. Het ene land telt de coronadoden in het verpleeghuis ook mee, het andere alleen die in het ziekenhuis.
“We reageren nu overvallen door de pandemie vanuit ons eigen belang, terwijl we als Europese landen jaren geleden ook een gezamenlijk beleid hadden kunnen voorbereiden”, aldus adviseur Steenbergen. Een Europese strategie had ook financieringsstromen op gang gebracht richting onze onderzoeksinstituten, die daarmee nóg beter hadden kunnen presteren. “Daar zit zelfs nog een verdienmodel aan. Als onze innovaties hadden geleid tot nieuwe producten, waren we nu niet afhankelijk geweest van anderen, maar hadden we die kunnen verkopen om andere landen te helpen.”